Strathern, Paul - Wittgenstein in 90 minuten

Haarlem, Holland, 2001 - 64pp gelijmd, paperback - 90 Minuten-reeks

nieuw

Nieuw; Filosofie

9789025108618   EUR 7,50

 

 

 

 

Wittgenstein in 90 minuten - 
Strathern, Paul

 

 

 

 

Ludwig Wittgenstein (1889-1951), jongste zoon van een Weens grootindustrieel, studeerde werktuigbouwkunde. Na kennisneming van de publicaties van de fysici Ludwig Boltzman en Heinrich Rudolf Hertz over de grondslagen van de mechanica, gaat Wittgenstein zich meer voor filosofie interesseren. In 1921 publiceert hij zijn Tractatus-Logico-Philosophicus, waarin hij claimt de definitieve oplossing gevonden te hebben voor alle filosofische vraagstukken. Het merkwaardige aan dit traktaat is dat de schrijver probeert aan te tonen dat filosofische uitspraken onzinnig zijn in een betoog dat zelf uit filosofische uitspraken bestaat. In feite levert Wittgenstein een metafysische verhandeling over het onderscheid tussen wat in taal kan worden gezegd ofwel wat kan worden gedacht, en wat niet door taal uitgedrukt kan worden, maar alleen kan worden getoond.

Wittgenstein in 90 minuten is een korte en eenvoudige introductie tot het leven en gedachtegoed van een van de grote filosofen uit de geschiedenis. Paul Strathern is erin geslaagd op boeiende wijze een toegankelijk overzicht te geven, waarin hij Wittgensteins belangrijkste ideeën verwoordt op een manier die zowel filosofen als niet-filosofen aanspreekt.

Een fragment:
Voorwoord Als we Wittgenstein zelf moeten geloven was hij de laatste filosoof. Volgens hem was het met de filosofie in de traditionele zin, zoals die zich in de vijfentwintig eeuwen sinds de Grieks Oudheid tot aan zijn tijd had ontwikkeld, afgelopen. Nadat hij had afgerekend met de filosofie, zou verdergaan niet mogelijk zijn. Het is eigenlijk alleen maar gepast dat de filosofie zou eindigen door toedoen van haar meest beperkte beoefenaar. Ludwig Wittgenstein was vooral een uitmuntend logicus, en hij wilde dan ook de problemen van de filosofie reduceren tot de logica. Al het andere werd door hem uitgesloten; metafysica, esthetica, ethiek en uiteindelijk ook de filosofie zelf. Wittgenstein zocht naar een filosofie die een eind zou maken aan alle filosofie. Hij probeerde dit eenmaal, maar dat pakte niet goed uit. Dus deed hij een tweede poging, die wel succesvol was. Leven en werk Wittgenstein is de enige belangrijke filosoof die, afgezien misschien van Leibniz, twee verschillende filosofieën heeft ontwikkeld. Als men bedenkt dat beide denksystemen bestemd waren om af te rekenen met de filosofie, krijgt men een indruk van Wittgensteins obsessieve toewijding. Het is duidelijk dat vader Wittgenstein hier iets mee te maken had. Het is in die zin toepasselijk dat Wittgenstein in dezelfde stad opgroeide waar Sigmund Freud kort tevoren zijn wereldberoemde sofa had geïnstalleerd . Vader Karl Wittgenstein was een (huis-)tiran. Tegen de tijd dat de kleine Ludwig zijn entree maakte, was zijn vader één der ongekroonde industriële koningen van Europa (zelfs nog machtiger dan Krupp), en had ook een overweldigende invloed op het Weense culturele leven (Brahms placht in huize Wittgenstein na het eten een deuntje te komen spelen, en in de wereld van de beeldende kunsten stichtte Karl Wittgenstein persoonlijk de Wiener Sezession). Karl Wittgenstein had een dominante persoonlijkheid, was een eersteklas intellect en had een diepgaand begrip van cultuur, liep over van zelfvertrouwen en hanteerde met verve de charmekwast (als hij tenminste niet slechtgehumeurd met zijn dubbelloops in het rond schoot). Hij had een catastrofale invloed op zijn gezin. De jonge Ludwig had vier oudere broers, die alle vier briljant, uitzonderlijk gevoelig, nerveus en homoseksueel waren. Drie van hen zouden zelfmoord plegen, een mogelijkheid waaraan ook Ludwig zich gedurende zijn hele leven vast-klampte als aan een reddingsboei. De broer die bleef leven werd concertpianist, verloor zijn rechterhand in de Eerste Wereldoorlog, maar zette zijn carrière voort, waarbij hij stukken speelde die speciaal voor zijn linkerhand waren geschreven, waaronder het be-roemde stuk van Ravel. Hij werd overigens beschouwd als het minst begaafde broertje, hij zou zelfs niet de beste pianist van het stel geweest zijn! Ludwig Wittgenstein werd geboren in Wenen op 26 april 1889 en opgevoed in een paleis gelegen aan exclusieve Alleegasse (de huidige Argentinierstrasse), die loopt tussen de Ringstrasse en de Südbahnhof. Hier werd Wittgenstein onderwezen door privé leraren in een sfeer die doordrenkt was met en zinderde van cultuur (geniale maar suïcidale broers, die tot diep in de nacht oefenden op de vleugel, een zuster die haar portret liet schilderen door Klimt en de werken van Goya uit de familiecollectie liet gooien omdat 'ze uit de toon vielen'). Op tienjarige leeftijd ontwierp en construeerde de jonge Ludwig eigenhandig uit stukken hout en ijzerdraad een werkende naaimachine. Tegen de tijd dat hij veertien was kon hij hele passages van bekende symfonieën fluiten. Met deze twee frivole activiteiten lijkt de jonge Ludwig nog het dichtst in de buurt te komen van het leven zoals een kind dat gewoonlijk beleeft. In 1903 verliet Wittgenstein voor het eerst het ouderlijk huis om onderwezen te worden in de wiskunde en natuurwetenschappen aan de Realschule (HBS) te Linz. Merkwaardig genoeg zat Hitler in dezelfde tijd op deze school. Ze waren van dezelfde leeftijd en hadden dus in dezelfde klas moeten zitten. Wittgenstein beschouwde zichzelf als een middel-matige leerling, maar mocht desondanks een jaartje overslaan. Hitler daarentegen vermeldt over zichzelf hoezeer hij uitblonk tussen zijn stomme klasgenoten, maar volgens de archieven moest hij een jaartje blijven zitten. Dus de middelmatigheid en het superieure genie zouden elkaar nooit ontmoeten. Hierna studeerde Wittgenstein twee jaar werktuig-bouwkunde aan de Technische Hogeschool van Charlottenburg te Berlijn, die hij in 1908 verliet om zijn studie in Engeland voort te zetten. Gedurende de volgende drie jaar deed hij aëronautisch (vliegtuig-bouwkundig) onderzoek aan de universiteit van Manchester en voerde experimenten uit met proefballonnen op een onderzoeksinstituut bij Glos-sop in Derbyshire. In deze fase kon men nog niet bevroeden wat er voor Wittgenstein in het verschiet lag. Hij wist niets van filosofie en werd door zijn collega's weliswaar voor vrij slim, maar zeker niet voor briljant versleten. Op de typische Engelse manier van die tijd hadden Wittgensteins collega's de neiging om hem gewoon als een excentrieke Duitser te beschouwen. Maar zij hadden het mis; hij was een excentrieke Oostenrijker, dus een zeldzamer en al met al een nog zonderlinger exemplaar. Wittgenstein beschikte over goede manieren, tot op het ceremoniële af, maar kon evengoed tot een staat van razernij geraken als er iets fout ging met zijn experimenten. In zijn relaties met anderen speelde hij de rol van de Weense kosmopoliet, maar het werd zijn collega's al gauw duidelijk dat hij geen idee had wat een normale sociale omgang met gewone mensen (dus andere mensen dan de geniën, magnaten en staatslieden die huize Wittgenstein frequenteerden) inhield. Hij had de gewoonte de hele dag fanatiek te werken, zonder een enkele pauze, om daarna de hele avond in een gloeiend heet bad te liggen en vertroosting te zoeken in de gedachte aan zelfmoord. Op een dag wilde hij met een collega naar Blackpool gaan (een badplaats aan de Ierse Zee), maar zij misten de trein. Wittgenstein stelde voor om dan maar voor hun tweeën een trein te huren. In het kader van zijn onderzoek begon Wittgenstein met het ontwerp van een propeller. Door de problemen die dit met zich meebracht moest Wittgenstein zich verdiepen in wiskundige theorieën. Het lijkt wel of hierdoor een knop in het onderbewuste van Wittgenstein werd omgedraaid. Binnen een opmerkelijk korte tijd concentreerde zijn intellect zich met alle kracht van zijn intense persoonlijkheid op de nieuwe problemen. De propeller en de daarbij behorende wiskundige problemen waren al spoedig vergeten en Wittgenstein groef steeds dieper, totdat hij uiteindelijk stiet op de diepste fundamenten van de wiskunde. Het was alsof hij zijn intellect nauw had verbonden met de behoefte om een soort rotsvaste zekerheid te ontdekken. Misschien is het niet toevallig dat rond die tijd zijn broers de hand aan zichzelf begonnen te slaan en dat bij zijn vader kanker in het eindstadium geconstateerd werd. Wie wist er iets van de grondslagen van de wiskunde af? Wittgenstein hoorde over het baanbrekende werk van ene Bertrand Russell en begon gelijk diens Principles of Mathematics (1903 Wiskundige grondslagen) te lezen, het meest recente werk op dit gebied. Russell doet hierin een poging te bewijzen dat de grondslagen van de wiskunde in feite logisch waren en dat elk wiskundig principe uiteindelijk herleid kon worden tot enkele basale logische principes. Russell leek vast te lopen op een paradox. Russell probeerde namelijk getallen te definiëren door middel van verzamelingen. Sommige verzamelingen hebben zichzelf als element, andere niet. De verzameling van 'mensen' heeft zichzelf niet als element omdat deze verzameling zelf geen menselijk wezen is. De verzameling van 'alles wat niet een mens is' bevat zichzelf wel omdat deze verzameling zelf ook geen mens is. Maar bevat de verzameling van alle verzamelingen die zichzelf niet bevatten, zichzelf nu wel of niet? Als deze verzameling zichzelf niet bevat moet hij zichzelf wel bevatten (want dan behoort hij tot de verzameling van alle verzamelingen die zichzelf niet bevatten). Maar als deze verzameling zichzelf wél als element heeft, dan hoort hij er per definitie weer niet in thuis (want dan behoort hij niet tot de verzameling van alle verzamelingen die zichzelf niet bevatten). De gehele status van de wiskunde was afhankelijk van deze hersenkraker, die volgens Russell zijn weerslag had op de 'fundamenten van het logisch redeneren'. Hij eindigde zijn boek met een oproep aan 'alle onderzoekers van de logica' om deze uitdaging aan te gaan en dit raadsel op te lossen. Wittgenstein besloot onmiddellijk dat hij een onderdeel was van deze verzameling (die geen onderdeel van zichzelf was) en wierp zich fanatiek op deze openbare strijdvraag. Hij bracht een radicale oplossing naar voren door het hele concept van verzamelingen als een onrechtmatige aanname af te wijzen. Russell verwierp op zijn beurt Wittgensteins oplossing, maar had tegelijkertijd wel bewondering voor diens radicale en ingenieuze oplossing. Maar Wittgenstein liet zich niet zo gauw ontmoedigen. In 1911 reisde hij naar Cambridge om Russell op te zoeken. Terplekke besloot hij om zelf filosofie te gaan (be)studeren bij Russell en hij brak zijn studie voor ingenieur af ( dit was het beroep dat zijn vader voor hem had uitgekozen; de jonge Ludwig moest het nuttige lid van de familie worden). De manier waarop Wittgenstein de academische handschoen oppakte en in Russells gezicht bleef wapperen was waarschijnlijk niet helemaal wat Russell bedoeld met zijn uitdaging in The Principles. Je kunt gerust stellen dat Russell in die tijd de meest vooraanstaande filosoof van Europa was en Wittgenstein had slechts één boek over dit onderwerp gelezen (en dat had dan eigenlijk meer betrekking op de wiskunde dan op de filosofie). Dit weerhield Wittgenstein er niet van om dag en nacht de deur bij Russell plat te lopen en hem te dwingen urenlang te speculeren over de meest dringende 'filosofische' kwesties, die soms weliswaar betrekking hadden op de logica, maar dikwijls ook over zelfmoord gingen. Volgens Russell was Wittgenstein 'gepassioneerd en onstuimig' en was hij de mening toegedaan dat 'men òf moest begrijpen òf anders moest sterven'. Was Wittgenstein er echter van overtuigd dat hij iets doorhad, dan kon geen macht ter wereld hem meer van het tegendeel overtuigen. Hij weigerde Russells geloof in het empirisme (dat we kennis verkrijgen door middel van ervaring, dat wil zeggen zintuiglijke indrukken) te accepteren. Volgens Wittgenstein was kennis beperkt tot de logica. Als Russell beweerde dat hij er zeker van was dat er zich geen neushoorns in de kamer bevonden, dan weigerde Wittgenstein dit aan te nemen, omdat het logisch gezien niet uitgesloten kon worden. Hierop vroeg Russell hem dan waar deze neushoorn dan wel zou kunnen zijn en onderzocht nauwgezet alle hoeken en gaten van de kamer. Na deze (uiteraard tevergeefse) klopjacht bleef Wittgenstein dan toch onvermurwbaar en hield vol dat Russell er niet zeker van kon zijn dat er geen neushoorn in de kamer was. Gelukkig genoeg (of misschien wel 'jammer genoeg' met betrekking tot de filosofie) besefte Russell al gauw dat deze onmogelijk fanatieke en egotistisch nieuwe student meer was dan een koppige en irritante zeurpiet. Maar hij begreep ook dat zijn nieuwe student ten minste de basiskennis van de logica moest worden bijgebracht. Ondanks enige weerstand, slaagde Russell erin zijn invloed aan te wenden en regelde het zo, dat W.E. Johnson, een vooraanstaand logicus in Cambridge en fellow van het Kings College, Wittgensteins mentor werd. Het werd een fiasco. 'Ik wist binnen uur dat hij me niks kon leren', verklaarde Wittgenstein. Johnson merkte fijntjes op: 'Tijdens onze eerste ontmoeting begon hij mij te onderwijzen.' Deze arrogante lompheid en dit onvermogen om naar anderen te luisteren zouden meer en meer het handelsmerk van Wittgensteins karakter worden. Russell was ruimhartig genoeg om deze kennismakingsperiode met Wittgenstein te om-schrijven als: 'een van de meest opwindende intellectuele avonturen van mijn leven.' Hij en Wittgenstein begonnen met het bediscussiëren van de wiskundige logica, die destijds zo gecompliceerd was, dat slechts een half dozijn mensen ter wereld er iets van begrepen. Toch wist Wittgenstein, volgens Russell, binnen twee jaar 'alles wat ik te onderwijzen had'. Sterker nog, Wittgenstein had het klaargespeeld om Russell ervan te overtuigen nooit meer iets creatiefs te produceren op het gebied van de filosofie. Dat zou namelijk te moeilijk voor Russell zijn. Alleen hij, Wittgenstein, was mogelijk in staat een doorbraak te bewerkstelligen. Wittgenstein had zijn peetvader gevonden... en had hem vervolgens vernietigd. Gelukkig was Wittgensteins intellect even krachtdadig als zijn persoonlijkheid. In werkelijkheid was het bijna onmogelijk om beide te scheiden en zowel zijn intellect als zijn persoonlijkheid hadden nu een levensvervulling gevonden. Het was namelijk meer dan alleen maar een persoonlijke psychologische bijltjesdag die Wittgen-stein in Cambridge had gehouden. De zoektocht naar 'de waarheid' die hij nu ondernam, was het enige dat hem kon weerhouden om alles (waaronder zichzelf) te vernietigen. Het is niet overdreven om Wittgensteins worsteling met de problemen van de logica te vergelijken met de worsteling van Jacob (die, naar later bleek, met God zelf had gestreden). Zodra Wittgenstein de filosofie had ontdekt, werd het een zaak van leven of dood voor hem, en iedereen die daar anders over dacht werd met verachting bekeken. Maar deze periode van zelfverwerkelijking leidde ook tot wat andere ontdekkingen. Wittgenstein besefte dat hij homoseksueel was. Hij bracht zijn tijd graag door met diepgravende gesprekken met eenzame intellectuele jongelui, maar hij kon het niet over zijn hart verkrijgen deze betrekkingen te bezoedelen met enige vorm van sensualiteit. Een uitlaatklep voor dit aspect van zijn natuur vond Wittgenstein hoogstwaar-schijnlijk in zijn sporadische bezoeken aan Londen, of door incidenteel iemand op te pikken in de Prater, het bekendste park in Wenen, als hij thuis was.

 

Home | Winkelwagen | mail@matildasboek.nl ]
[ home | boekenwinkel | luisterboekenwinkel | tijdelijke acties | zoekmachine | bestellen | cadeauservice | winkelwagen | nieuwsbrief | leveringsvoorwaarden | afkortingen | etalage | wie zijn wij | contact & openingstijden ]